Een
driehoek
heeft, als het goed is, drie rechte zijden.
Sommige driehoeken wijken hiervan af, alle zijden zijn bol gebogen.
Zo'n uitpuilende driehoek kom je onder meer tegen in
traceringen.
Maar die opgeblazen vorm past niet overal in het lijnenspel.
Wanneer een
rondboog
door een vork in twee
spitsbogen
verdeeld wordt, blijft bovenin een driehoek over waarvan twee
zijden (vanuit de driehoek gezien) hol gebogen zijn.
Het deel van de rondboog dat de bovenzijde vormt, is bol gebogen.
Ook op andere plaatsen komen in een laatgotische tracering dergelijke
openingen voor, naast driehoeken ook
hol en bol gebogen vierhoeken.
Wanneer deze vormen geen kleine restruimten zijn bieden ze zelf ook weer
plaats aan elementen van de tracering.
Met behulp van drie
toten
kan in een driehoek al een
drieblad
gevormd worden.
Tekst: Jean Penders (04-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders